Op de groei

Dochter vindt het leuk als ik meehelp op school. Dus had ik mij aangemeld voor de kerstfabriek, hoewel ik geen idee had wat dat inhield. ‘Lopendebandwerk,’ wist de juf te verhelderen, ‘we gaan kerststalletjes maken.’ Niet veel wijzer werd ik met een andere moeder aan de kledingtafel gezet, onze taak was de kinderen te helpen gewaden te maken voor de bewoners van het stalletje. Heel ingewikkeld ging ik met een stift in de weer in een poging een patroon te tekenen. Ik heb de ballen verstand van kleding maken, überhaupt van iets maken, ik ben meer van de teksten. Heel even overwoog ik aan te bieden een kerstverhaal te schrijven om zo onder alle ellende uit te komen, maar ik durfde mijn vinger niet op te steken en dus tekende ik door. De juf kwam naast mij staan en keek toe. ‘Wat doe je nou?’ vroeg ze, ‘je maakt het veel te ingewikkeld.’ Vervolgens pakte ze een lapje stof, knipte er een stukje uit, vouwde het dubbel en knipte een gaatje voor het hoofdje. ‘Lintje eromheen en klaar.’ Oké.  Daar was ik nou nooit opgekomen. De moeder met wie ik werkte stelde voor een borrel te nemen. Gewoon, om de middag door te komen. Wij lachen. Trots knipte ik een gewaad voor Josef, iets te groot voor het kleipoppetje, maar dat gaf niet. ‘Mooi op de groei,’ zei de juf.

Verrassend genoeg ging het alsmaar beter met de kledingfabriek, onze producten werden steeds mooier van snit en kwaliteit. Een jongetje, laten we hem Pietje noemen, barstte in tranen uit: ‘mij lukt het niet, mij lukt het nooit.’ Ik hielp hem met het aankleden van zijn poppetjes. Vol overgave gaf hij mij een knuffel, zei: dit is de beste dag ooit. Het kan verkeren, denk ik dan maar. Het mooie was dat ook ik steeds enthousiaster werd. De kracht van kleine succesjes.

Aan het einde van de middag was ik volleerd. En uitgeput, maar dat terzijde.

PARRO_1513526194635.jpg

Verhuizing

Ik ben verhuisd. Een verhuizing is altijd een hele klus, zo ook deze. Het lukte mij namelijk niet mijn hele hebben en houden in een keer van Blogspot naar WordPress  over te hevelen. Om de een of andere reden lukt mij dat soort dingen niet. Ik volgde de instructies, pakte de verhuisdozen in als het ware, zonder resultaat. Er zat dus niets anders op dan post voor post te werken. Dat is mij gelukt. Het houdt alleen in dat al mijn vorige posts op één datum staan, namelijk 13 december. En dat zou er dan op kunnen lijken dat ik op één dag maar liefst 23 posts heb geschreven. En belachelijk veel heb meegemaakt. Voor wie het belangrijk is te weten wanneer iets is geschreven/beleefd is, tel terug naar 22 november.

Over voor- of achteruit tellen gesproken, dochter wist mij gisteravond blij te maken met een gezellig vooruitzicht. Ik lag in bad, zij in bed. Althans, dat dacht ik. Ineens stond ze voor mijn neus. ‘Ik mis je, mama,’ zei ze. Ik reageerde verbaasd, zei iets in de trant van: hoe kan dat nou, ik lig op een steenworp van je vandaan. Toen kwam de aap uit de mouw: ze had liggen nadenken, over de toekomst. ‘Ik heb besloten,’ zei ze met een ernstig gezicht, ‘dat ik pas rond mijn 38e uit huis ga. Dat betekent dat we gelukkig nog 31 jaar zullen samenwonen.’

‘Is goed hoor kind,’ zei ik, waarna ze met een gerust hart kon slapen.

IMG_20170814_140530781.jpg

Raar dansen

Zoon is op die leeftijd dat hij zich schaamt. Met name voor zijn moeder. Ik moet erg op mijn tellen passen als we ergens zijn: geen gekke stemmetjes, niet zingen en zeker niet dansen. Privé mag alles, dan is het leuk. Gisterenmiddag was Buurmeisje over de vloer. Met z’n drieën keken ze een film. Later deden ze bordspelletjes op de kamer van dochter. Ik liep op te ruimen, ook dat moet weleens gebeuren. Even was ik een deel van de afspraak vergeten en danste door de gang. ‘Ma-ma!’ riep zoon vermanend. ‘Hoe vaak moet ik het nog zeggen: niet dansen waar andere kinderen bij zijn!’

Ik stopte onmiddellijk. Voor ik naar beneden ging hoorde ik Buurmeisje zeggen: ‘Geeft niet hoor, mijn moeder staat ook altijd raar te dansen.’

Code rood

Gisterenavond. Ik was uitgenodigd voor een etentje met een bevriend oud-collega om haar pensionering te vieren. Samen met een aantal andere oud-collega’s die ik lang niet had gezien. En toen kwam code rood. Ik belde haar op, want hoe graag ik naar Den Haag wilde, ik moest een slag om de arm houden. Wel laten weten als het afgelast wordt hè, zei ik voor ik ophing. Om 16.50 ging ik toch op pad, ik had tenslotte niets gehoord. Voor de zekerheid nog even bellen, geen gehoor, ze was vast onderweg. Na een trage rit kwam ik een uur later aan. Voor niets. Mijn slag om de arm werd gezien als afzegging, het etentje zou worden verzet. Gelukkig wist man mij op te beuren, thuis wachtte een grote verrassing op me.

Door een gekantelde vrachtwagen was mijn verbindingsweg afgesloten. De wegen lagen trouwens bezaaid met gekantelde vrachtwagens. Ongetwijfeld overdrijf ik, maar zo leek het wel. Ik reed richting Amsterdam, nam onbekende afslagen aangegeven door besneeuwde bewegwijzeringsborden, zocht tevergeefs naar een pomp om iets te eten. Eindelijk belande ik op de A4, in de goede richting. Moe, hongerig en dankbaar kwam ik thuis. Ik had vier uur in de auto gezeten. Een torenhoge sneeuwpop begroette mij bij de deur.

IJsvrij

Toen ik vroeg op de middag thuiskwam stond man zingend te stofzuigen. ‘IJsvrij,’ zei hij opgewekt, ‘dan heb ik ineens heel veel zin om huis te houden.’ Heerlijk is dat, een man die zingend stofzuigt. Sowieso een man die stofzuigt.

De stemming onder de leerlingen eerder die dag was al even uitbundig. Sneeuw spreekt tot de verbeelding. Leerlingen van alle jaarlagen haastten zich naar buiten tijdens de ochtendpauze om sneeuwballen te gooien. Ik keek toe vanuit mijn lokaal. Angstvallig, want ze doken voortdurend weg achter mijn relatief nieuwe auto. Druk gebarend stond ik voor het raam – weg daar! – tot ze verschrikt opkeken en hun sneeuwpret verplaatsten naar een andere rij auto’s. Leerlingen die luisteren, ook dat is heerlijk.

Er zijn mensen die het liefst in een warm land zouden wonen. Ik ben er niet een van. Nooit meer de belofte van lente na donkere winterdagen, de magie van goudkleurig herfstlicht of de opwinding van een onverwacht pak sneeuw – ik moet er niet aan denken.

Sneeuw

We gingen naar Blijdorp. Het was guur en nat, wat ons bezielden mag Joost weten. Een handje vol gezinnen had hetzelfde idee. We knikten lacherig en licht gegeneerd naar elkaar in het voorbijgaan. Tot het ging sneeuwen en een dun laagje sneeuw bleef liggen. Blijdorp transformeerde. Toen knikten we goedkeurend naar elkaar, wat was het toch prachtig, hoe kon het zijn dat er zo weinig mensen waren in de dierentuin?

Inmiddels zijn we thuis en ligt er een aardig pak sneeuw. De wijk is wit, het knarst onder de voeten. Toen Jimmy en ik vanmiddag naar buiten stapten had hij weer diezelfde bezorgde blik die ik eerder zag bij hagel. Voorzichtig zette hij zijn pootjes in de sneeuw. Tot mijn verbazing vond hij het leuk. In ieder geval interessant. We liepen door de polder op onaangeroerde stukken. Halverwege de wandeling glee hij even uit, lag stokstil op zijn rug met zijn pootjes stijf omhoog. Net een Playmobil hondje. Gelukkig herstelde hij zich snel, denderde vrolijk verder, liet hier en daar gele plekjes achter in de sneeuw.

Stille held

Het ezeltje heeft ze gered. Dat had de juf gisteren verteld. Er zaten slechte mannen achter ze aan, mannen die de baby wilden vermoorden. Maar dankzij het hardwerkende, dappere ezeltje zijn Maria, Josef en Jezus in veiligheid gebracht. Dochter was duidelijk onder de indruk. Van het verhaal in zijn geheel, maar nog het meest van het ezeltje.

Ik moest denken aan het boek The Silver Donkey, van de Australische schrijfster Sonya Hartnett. Een jonge WOI soldaat, een deserteur, psychisch blind bovendien, laat drie Franse  kinderen zijn geluksamulet zien: een zilveren ezel. In ruil voor voedsel en hulp vertelt hij hen drie verhalen waarin een ezel centraal staat, een ezel die deugden belichaamt die een mens ook niet zouden misstaan. Een van die verhalen is natuurlijk het beroemde Bijbelverhaal waar dochter het over had. Maar in alle drie de verhalen toont het ezeltje dezelfde karaktereigenschappen: moed en doorzettingsvermogen, aanvaarding van zijn lot, loyaliteit tot aan de dood. De ezel als stille held. Een indruk:

‘Her legs and back hurt, and the sun was too bright for her eyes, but she kept walking at a steady pace. Flies buzzed round her broad grey face, and Mary used an olive switch to chase them away. Sometimes the donkey felt Mary’s baby dancing, although the baby wasn’t yet born. Steadily, steadily she walked, keeping the dancing baby safe, rocking him soothingly. At night, under the flickering stars, Joseph groomed burrs from Hazel’s coat. “You’re a good little donkey,” he told her.’ (p.53)

De ezel blijft een van de meest mishandelde dieren ter wereld. Tijdens onze vakantie in Engeland afgelopen mei bezochten we een donkey sanctuary. Tegen het einde van ons bezoek begon er een te balken, een langgerekt, ellendig iaën. Nog nooit hadden we zo’n geluid gehoord. Alsof eeuwenlange ellende eindelijk haar uitweg vond.

Hartsvrienden

Dochter deed onlangs haar beklag. ‘Soms vertel ik J een verhaal, over iets dat mij bezighoudt, iets interessants, en het enige dat hij erop zegt is: Okay.‘ Nu is het zo dat dochter veel praat, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat en ook nog in haar slaap, maar mannen zijn wel erg summier in hun reacties. Zelfs als ze pas zeven zijn. J is dochters hartvriend, al sinds de eerste dag van de basisschool. Soms worden ze voor tweeling aangezien want: allebei blond en blauwe ogen. Of voor lang getrouwd stel wanneer ze arm in arm voor de TV zitten. Het wil dan zelfs wel eens voorkomen dat J liefdevol aan een plukje van haar haar friemelt. Nu heeft hij haar uitgenodigd voor een avondje uit, naar een gala van zijn sportclub. Gisteren was hij bij ons, dochter blij. Ze zaten aan tafel en speelden Zeeslag. Later bracht ik hem naar huis, het was donker buiten en koud, hagel hing al in de lucht. ‘Leuk hè, dat jullie samengaan naar dat feest,’ zei ik in de achteruitkijkspiegel. Ja, zei dochter en schetste alvast uitgebreid het verloop van de avond. Toen ze klaar was knikte J langzaam. ‘Disco en lekkere hapjes,’ zei hij, ‘ik verheug mij er nu al op.’

Terwijl ik dit schrijf zit Jimmy voor het raam. Hij kijkt bezorgd. Het Hollandse weer is nieuw voor hem, vandaag weer. Er vallen steentjes uit de lucht mama, klopt dat wel? 

Ik zie het hem denken.

Kaart voor J, NvdH

 

Alles onder controle

Komende dinsdag staken de basisschool leraren. Daar sta ik helemaal achter dus iets regelen voor de kinderen die dag is geen opgave. Een dagje vrij komt wel vaker voor. In zulke gevallen gaan ze mee met man of met mij, en vermaken ze zich prima. Af en toe loopt het anders. Een aantal weken geleden stuurde zoon mij een verrassend appje. Het was maandagochtend na de herfstvakantie, ik zat alleen in mijn lokaal mij mentaal voor te bereiden op de eerste les. Wij zijn vrij verscheen er op mijn scherm, gevolgd door een rij lachende gezichtjes en duimpjes omhoog. Even stond ik perplex. Vrij? Hoezo vrij? Zoon: De leraren hebben een studiedag haha. Studiedag? Helemaal over het hoofd gezien. Zaten die kinderen nu alleen thuis? Rampscenario’s flitsen door mijn hoofd: brand, allerhande ongelukken, vreemden aan de deur. Ik troostte mezelf met de gedachte dat die twee vast lachend voor de TV zaten een pak chocolade rijstwafels naar binnen te werken. Al snel appte man dat hij de kinderen zou ophalen tijdens zijn lunchpauze, tot die tijd zouden ze zich prima redden. Met behulp van TV en Smartphone natuurlijk. En lunchtrommels en drinkbekers die toch al waren gevuld. Toch kwam er weer snel een berichtje. Van zoon. De brugklas kwam intussen druk pratend binnen druppelen. Jimmy heeft op het kleed gespuugd, een hele berg. Voor ik kans kreeg erop te reageren volgde er nog een: Niks aan de hand hoor mama, Jimmy heeft het ook weer opgegeten (duimpje omhoog). Ik kon opgelucht ademhalen, alles was onder controle.

Zeer enge monsters, NvdH

Verbonden

Laatst zat er een koolmeesje binnen. Hij was naar binnen gehipt via een opening in de muur waar de slurf van de droger doorheen kan, zouden wij een droger met slurf hebben. Ik wilde er laatst een aanschaffen, zo’n droger met slurf, maar kennelijk bestaan ze niet meer; het werd dus een moderne condensdroger waar ik inmiddels heel blij mee ben. Maar dat terzijde. Het koolmeesje was naar binnen gehipt en wist kennelijk niet meer hoe hij naar buiten moest hippen. Man riep mij naar boven. Of ik wist hoe dit aan te pakken. Koolmeesje had zich inmiddels richting het raam in de studeerkamer bewogen, waar hij – gelukkig niet heel hard – tegenaan vloog. In de stress deponeerde hij een poepje op mijn computerscherm. Snel maakte ik een kommetje van mijn handen en schepte hem op, stevig maar niet te stevig, zijn kopje stak tussen mijn duimen naar buiten. Hoewel ik hem maar enkele seconden vasthield was ik verrast over de zachtheid van zijn lijfje. Zacht en toch krachtig, vol leven. Man opende snel het raam. Koolmeesje vloog naar buiten en landde in de Japanse Kers op ons terras waar hij enkele seconden zat, ik vermoed om bij te komen. Even keek hij omhoog, onze blikken kruisten elkaar in verbondenheid. Mogelijk heb ik mij dat laatste ingebeeld, maar ik vind het een prettige gedachte. Het poepje op mijn computerscherm zit er nog steeds.

Vogeltje dat geen koolmeesje is, IvdH