Dat gedoe over theezakjes gisteren deed mij denken aan een voorval afgelopen zomer. De kinderen waren spelen, man en ik zaten in de tuin. Samen met de hond, die lag in het gras. Ik had thee gezet. De zakjes op de stenen gelegd. Op een goed moment zocht ik het mijne, waarschijnlijk om het weg te gooien. Of om het labeltje te lezen, ik had immers die van man ook net gelezen. Dat kan ik mij herinneren. Wat ik mij niet kan herinneren is wat er op het labeltje stond. Ongetwijfeld iets in de trant van: Waar ga je het komend half uur veel geld aan uitgeven?
Waar was dat zakje nou? Ineens had ik een vermoeden. Ik draaide mij om, Jimmy lag nog altijd in het gras. Alleen nu schudde hij met zijn kop, slikte net iets weg. Hij hoestte ook een beetje, als een oude man. O nee hè. Ach, misschien poept-ie dat zakje gewoon uit, dacht ik nog. Of veroorzaakt het touwtje dat aan dat zakje zit gewoon een gezellige darmobstructie, dat kon natuurlijk ook.
De assistent gaf hem een spuitje, in zijn kont. Het duurde een goede twintig minuten voordat het spul zijn werk deed. Jimmy sputterde tegen, kroop tegen mij aan. Wreef zijn kop tegen mijn buik. De assistent bleek een hondenfluisteraar. ‘Kom maar, Jimmy, laat het maar los.’ Even later liet Jimmy het inderdaad los, en ja hoor: tussen allerlei andere lekkernijtjes waarvan ik de herkomst niet wist, lag het zakje. Met touwtje. Het labeltje zat er ook nog aan. Wat erop stond interesseerde mij niet. Bij de balie rekende ik af, €82,50. De assistent keek mij aan. Dure thee, zei ze lachend.