Sinds kort hebben wij een andere auto en die was toe aan een eerste wasbeurt. De kinderen konden niet wachten, die vinden dat soort dingen nog steeds leuk. Dus daar gingen we, naar het pompstation om onze knapperd in de was te laten zetten. Ik kocht een kaartje. Zette de auto klaar. Voor ons werd een andere auto gewassen dus moesten we even wachten. Jij bent zo aan de beurt, zeiden we nog tegen de onze, niet zo ongeduldig. Wat we tussen de pret door wel vreemd vonden: de eigenaar van de auto in het sop was in geen velden of wegen te bekennen. Ook niet toen het lampje op groen sprong. Ik toeterde even in de hoop dat hij of zij op magische wijze zou verschijnen. Maar nee. De gewassen auto stond te blinken, het lampje stond op groen, maar geen eigenaar. Geërgerd liep ik de winkel binnen, misschien stond de persoon in kwestie koffie te drinken. Ook niet het geval. Tot mijn verbazing wist de bediende mij te vertellen dat ze de vrouw de supermarkt in had zien lopen, ze was waarschijnlijk boodschappen aan het doen. Twintig minuten later kwam mevrouw aankakken. Met boodschappen. U denkt zeker dat u de enige bent, zei ik, waarop ze giechelde als een schoolmeisje. Geen sorry/wat vervelend, helemaal niets.
Ik had natuurlijk een andere keer terug kunnen komen. Maar dan was ik met lege handen thuis gekomen, net als gisteren. We keken toe hoe onze auto werd gewassen. Dochter vroeg zich hardop af het zeer deed bij Pri, die harde borstels. Ik verzekerde haar dat het geen zeer deed, hooguit voelde hij een beetje gekietel. ‘Gekietel aan z’n kontje,’ voegde dochter er giechelend aan toe.
