Boerende pubers

Ondanks alle open ramen werd ik vannacht toch wakker van de warmte. Ik stond op en ging bij het open raam zitten, gewoon in mijn onderbroek, er was toch niemand op straat. Een weldadig briesje verkoelde de huid op mijn wangen. Een paar heldere, haast fonkelende sterren waren zichtbaar.

Daar zat ik dan, ’s nachts bij het raam. Niemand die iets van me wilde, geen werk dat gedaan moest worden, alleen ik en de nacht. Als ik nog rookte had ik een sigaret opgestoken. Na een tijd zo te hebben gezeten werd ik me gewaar van een apart geluid dat uit de polder kwam, vanaf de waterkant, alsof daar een rij boerende pubers zat. Ik leunde iets uit het raam om het nog beter te kunnen horen en toen drong het tot mij door: kikkers. Tientallen, misschien wel honderden. Het klonk erg opgewonden, feestelijk zelfs, misschien vierden ze wel de nieuwe dierenwet.

Helaas geen foto van het kikkerkoor, wel van een prachtig zwanengezin in diezelfde polder.

Compromis

Voor het eerst in twee jaar vind ik de weg terug naar deze plek. Twee bewogen jaren, want: lockdowns en een grote verbouwing, zoon naar de middelbare school, dochter richting haar laatste jaar op de basisschool.

En dan Flappie. Na de dood van Jimmy hebben we een maand of vijf zonder hond geleefd, maar dat beviel niet. Flappie kwam ik tegen tijdens die vakantie in Engeland waar ik in de laatste berichten over schreef. Niet in Engeland zelf maar op een dierenasiel site, die ik afspeurde omdat ik Jimmy miste. Een week na thuiskomst zijn we Flappie – of Flappeke, zoals ze eigenlijk heet – gaan halen in België. Een bijzonder kleine Jack Russel terriër, toen acht jaar oud (vorige week werd ze tien). De man van het asiel wees mij op de informatie in haar dossier, in haastige blokletters geschreven:

~ Ja, het is een lief hondje [sic]

~ Samenleven met andere dieren werkt niet voor Flappeke

~ Hobby’s: eten, knuffelen, spelen met een bal, samen slapen met de baasjes

Die hobby’s vroegen om nadere verklaring. Dat eten en knuffelen begreep ik wel, met een bal spelen ook, maar dat laatste deed me een beetje fronsen.

‘Bedoelt u op bed?’ vroeg ik.

‘Nee, zei de man in mooi zacht Vlaams. ‘In bed.’

Ik keek hem even aan.

‘Maar dat is natuurlijk aan u,’ voegde hij er snel aan toe.

Al twee jaar slaapt Flappie op bed met oud en nieuw, en als het onweert. Verder ernaast, lekker in haar eigen mand met baby dekbed.

Lief kijken voor een snoepje

Willem de Kooning Academy

IMG_20200211_171433435.jpg
Landschap, NvdH, 9 jaar

Recently we visited the open day at the Willem de Kooning Academy in Rotterdam, for the benefit of our nine year old daughter. Ever since she has known what an art academy is, she has said: that’s where I’m going.

‘You’re our youngest visitor today,’ one of the hosts said, a friendly fellow with a big bushy beard and some painful looking piercings.  We checked out all the various departments, from graphic design to fabric work. But it was the drawing and painting department that held her attention most. ‘There are so many drawings in my head waiting to come out,’ she said.

Soon we’ll be moving her into a new room, a bigger one. With a large work table where those drawings can start to see the light of day.

Dairy-free

Vanochtend haalde ik koffie bij mijn lievelingstentje hier in St. Ives. Ik had mijn boek mee en was van plan op het strand te lezen.

‘What are you reading?’ vroeg de barista.

‘A book about animal politics,’ zei ik.

Wat volgde was een leuk onderhoud over dierenrechten en het feit dat NL een partij voor de dieren heeft. Een teken van beschaving, vond ze. ‘Our ice cream is dairy-free,’ voegde ze er trots aan toe.

De bloemen hebben niet zoveel met dit alles te maken – ik trof ze gisteren tijdens ons bezoek aan St. Michael’s Mount en werd vrolijk van hun kleur.

IMG_20190502_134611531.jpg

Straf

Gisteren was ik bij het tuincentrum, waar ik graag kom omdat de koffie zo goed is. Lekkere, volle Italiaanse koffie. Ik haal er ook spullen voor onze huisdieren en als ik niets nodig heb, verzin ik wel een excuus om langs te gaan. Meestal neem ik niets bij de koffie maar gisteren viel mijn oog op een stuk worteltaart. Toch een beetje gezond, zei ik tegen mezelf. Zal ik wel of niet..? De jongen achter de toonbank zag mij twijfelen. ‘Het is zaterdag,’ zei hij bemoedigend.

‘Ja,’ zei ik, ‘alleen ben ik gisteravond uit eten geweest en daar heb ik een nogal decadent toetje op.’

‘Het is weekend.’

‘Is ook waar, alleen op woensdag heb ik het er ook al van genomen, toen was een vriendin jarig.’

‘Je leeft maar één keer,’ zei hij.

‘Vooruit dan maar,’ zei ik.

Rond 17.00 die middag – ik zeg de tijd erbij omdat het belangrijk is in deze – printte ik de kaartjes uit voor The Lion King, waar ik die avond met zoon naar toe zou gaan. Toen ik de e-tickets klaarlegde op tafel, viel mijn oog op de aanvangstijd: 15.00. Even knipperde ik met mijn ogen maar het stond er toch echt: 15.00. Matineevoorstelling. Verkeerd geboekt, mijn eigen stomme schuld. Straf voor alle decadentie deze week, dacht ik er pats boem bovenop. Nadat ik die verontrustende gedachte uit mijn hoofd had geschud, trok ik mijn Chromebook open en gelukkig, er waren nog kaartjes beschikbaar voor de avondvoorstelling, nota bene dezelfde stoelen die ik per abuis voor de middag had geboekt. Ik slikte even, zuchtte opgelucht en rekende af.

Vandaag belde ik de organisatie bij wie ik de tickets boekte. Ze waren zo aardig het bedrag van de matineevoorstelling terug te storten. ‘Een vervelende vergissing,’ zei de mevrouw meelevend. ‘Dat zou toch zonde zijn.’

Wat ik mezelf toch af en toe wijs maak.

img_20180609_221835788

Gedeelde smart

Ik neig naar gespannenheid. Ik weet niet of dat altijd zo is geweest – kan me niet herinneren dat ik er last van had tijdens de studie – in ieder geval wel tijdens mijn werkende leven, nu zo’n 22 jaar. Vooral bij beoordelingen, met name bij lesbezoeken. Strakke spieren, fronsje, hoge ademhaling. Duizelingen. Een ‘ingesnoerd’ gevoel. Mindfulness helpt, ontspanningsoefeningen ook. Ik dacht dat ik alle technieken wel een beetje kende, tot ik gisteren een nieuwe ontdekte.

De inspectie van onderwijs kwam op school. Daar zag ik al twee weken tegenop. Strenge mannen met stropdassen die plots je les komen binnenvallen om jou eens eventjes de maat te nemen. Kijken of je les wel klopt (goede opbouw? Juiste niveau? Snappen de leerlingen het nut? Duidelijk begin en eind?). Al ruim voor mijn eerste les was ik op school. Tot de tand toe bewapend met opbouw, niveau, nut en een duidelijk begin en eind. In de docentenkamer zaten verspreid een stuk of acht collega’s, allen gebogen over een stapel boeken of druk tikkend op hun chromebook. Iemand had de airco hoog gezet, het leek er wel een vrieskist. Wat mij bezielde, weet ik niet maar ineens zei ik: Goh, ik vind dit toch wel spannend. Meerdere collega’s slaakten een zucht van verlichting. ‘Nou, ik ook,’ zei er een. ‘Geen oog dichtgedaan,’ zei een ander. ‘Tot twaalf uur gisteravond zitten voorbereiden,’ zei er nog een. En: ‘Hopelijk slaan ze mij over.’ Er werden grapjes gemaakt. Over flauwvallen voor de klas. Of hem gewoon peren tijdens de les, de hele janboel laten voor wat het is. ‘Zullen ze raar van staan te kijken.’

Iedereen ontspande. De airco kon uit. De inspecteurs lieten hun stopdassen thuis. Eén sprak melodisch Brabants. Aan de schooldag kwam vanzelf een eind.

img_20180522_151802149

Kwebbelkous

Dochter en ik ontdekten vandaag het stadje. Samen lunchten we in Zell am See en gingen daarna op zoek naar een cadeautje voor man, die morgen jarig is. De lunch was geslaagd, hoewel het mij wel opvalt dat de Oostenrijkers erg van varkensvlees houden: op onze tosti zat zeker een half varken. Thuis eten we weinig vlees en als we vlees eten is het altijd bio rundergehakt of kip. Maar goed: When in Rome, do as Romans do. Na de lunch winkelen voor dat cadeautje. ‘Tja, waar houdt papa van?’ verzuchtte dochter. Ik herinnerde haar eraan dat man had gezegd niets te willen – de vakantie was al meer dan genoeg. ‘Ja, en hij heeft ons, daar houdt hij van,’ voegde dochter eraan toe.

Toch stopte we op de terugweg nog even bij een of andere houtsnijwerk/antiek winkel. De weg was nat, er was slipgevaar, maar misschien zouden we hier toch op de valreep iets leuks vinden. Een meneer wachtte ons op, gaf ons een hand. Leuk, dacht ik nog. Eenmaal binnen hield de man niet op met praten. In Arnold Schwarzenegger Engels ging hij mij alles over de streek vertellen, ondanks mijn beleefde signalen dat ik liever even rondkeek met mijn dochter. Net toen ik weg wilde lopen zei hij: ‘Und dis? You haf to taste dis.‘ ‘Dis’ was een gedroogd stuk worst (ja dat verkocht hij ook) waar ik absoluut geen trek in had. ‘No thank you, very kind, but we’ve just had lunch,‘ zei ik. ‘Taste!’ zei hij terwijl hij mij het stuk vlees reikte. ‘No thank you, we don’t eat a lot of meat,’  zei ik. Helaas was de kous daarmee nog niet af: het was maar goed ook, dat weinig vlees eten, vlees zit tegenwoordig vol troep (hormonen, antibiotica) maar wat hij verkocht was puur natuur. En over puur natuur gesproken, hij had ook nog gedroogde Alpenkruiden om thee mee te maken en een balsem voor wondjes en dergelijke. Betadine was namelijk ook troep. ‘I use tea tree oil,‘ zei ik en daar had hij gelukkig niet van terug.

In de auto zei dochter: ‘We gaan niet meer naar die winkel mama, ik kreeg de kriebels van die meneer Kwebbelkous.’

img_20171228_135203566_hdr1246220487.jpg

Ongeduldig

Vandaag weer gaar wakker geworden. Ik weet niet wat dat is: vroeger sliep ik heerlijk op vakantie. Ging zelfs af en toe in een hotel logeren om een nachtje goed te slapen. Ik had toen ook wel last van vage zenuwen – behalve tijdens city trips, in de stad voel ik mij volkomen op mijn gemak – maar sliep ’s nachts als een roosje. Ik begin nu wel te wennen aan de omgeving hier, heb geleerd mezelf de tijd te geven. Wat geduldiger tegenover mezelf te zijn. Je hebt van die mensen die er gelijk in zitten, in de vakantie of een nieuwe plek; ik ben er niet een van.

Gisteren bracht ik voor het eerst man en kinderen naar de piste, zo’n zeventien minuten rijden van hier. Het was mistig. Op de terugweg nam ik een verkeerde afslag.  Truus, mijn navigatie-dame, wordt dan ongeduldig. Bij een verkeerde afslag krijgt haar stem iets dwingends, ze gaat nog net niet zuchten. ‘Ik zei toch: over 300 meter afslaan.’

Nu is de mist opgetrokken. Dan zie ik ineens hoe schitterend het hier is en verplaatst mijn aandacht zich van binnen naar buiten. Buiten mijn raam staat een kudde paarden. Met hun stugge wintervachten gaan ze naadloos op in het landschap.

img-20171227-wa0001-235990418.jpg